Wet op de jeugdzorg
Artikel 29h
1
De beschikking van de rechter is bij voorraad uitvoerbaar.
2
Bij opneming van de jeugdige in een accommodatie wordt de machtiging overgelegd.
3
De kinderrechter bepaalt de geldigheidsduur van de machtiging op ten hoogste de termijn gedurende welke de jeugdige aanspraak heeft op het verblijf. Op verzoek van een van de instanties, genoemd in artikel 29d, eerste lid, kan hij de duur verlengen met inachtneming van de eerste volzin.
4
De machtiging vervalt indien de aanspraak is vervallen omdat de stichting toepassing heeft gegeven aan artikel 6, vierde lid.
5
De voorlopige machtiging geldt tot het tijdstip waarop een beslissing op een verzoek om een machtiging is genomen, doch ten hoogste vier weken.
6
De tenuitvoerlegging van de machtiging kan door de zorgaanbieder worden geschorst, indien de tenuitvoerlegging naar het oordeel van de zorgaanbieder niet langer nodig is om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen wordt onttrokken. De schorsing kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tenuitvoerlegging nodig is om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen wordt onttrokken.
7
De betrokken stichting doet aan de raad voor de kinderbescherming mededeling van het vervallen van de machtiging op grond van het vierde lid, alsmede van het besluit geen nieuwe machtiging aan te vragen na afloop van de geldigheidsduur van een machtiging. De zorgaanbieder doet aan de stichting en de raad voor de kinderbescherming mededeling van een besluit tot schorsing en intrekking, als bedoeld in het zesde lid.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.